Het aantal mensen dat voor het inburgeringsexamen slaagt, is gehalveerd sinds de invoering van de nieuwe inburgeringswet. "Iedereen is gebaat bij snel en voortvarend inburgeringsbeleid," stelt Kees Vendrik, collegelid van de Algemene Rekenkamer. "Het huidige beleid laat die resultaten niet zien." Dat moet anders, vindt GroenLinks Hoorn.

De daling hangt volgens de Rekenkamer samen met het huidige beleid. Statushouders moeten binnen drie jaar zien te slagen voor hun examen. Ze moeten zelf regelen dat ze hiervoor een training krijgen bij een van de ruim honderd aanbieders. Ze kunnen hiervoor geld lenen bij de Dienst Uitvoering Onderwijs. Als ze het examen halen, wordt de lening kwijtgescholden.

Doel van het inburgeringsbeleid is dat nieuwkomers de taal leren, kennis maken met de Nederlandse samenleving en aan die samenleving deelnemen. De Rekenkamer heeft de wet op de inburgering uit 2007 vergeleken met de wet uit 2013. Uit het rapport blijkt dat nog maar 39 procent van de migranten voor het inburgeringsexamen slaagt. Voorheen was het slagingspercentage ruim tachtig procent.

Bovendien doen er nog maar weinig nieuwkomers op een hoger taalniveau examen. In de oude situatie deed zo'n twintig procent van de inburgeraars op een hoger taalniveau examen; vorig jaar was dat slechts twee procent.

Puinhoop door marktwerking

Het gevolg: statushouders beheersen de Nederlandse taal minder goed. Daardoor is het voor hen moeilijker om bijvoorbeeld een baan te vinden. Kamerlid Linda Voortman van GroenLinks vindt dat het kabinet een puinhoop heeft gemaakt van de inburgering door marktwerking in te voeren. "Wat mij betreft maken we van de inburgering zo snel mogelijk een publieke taak.''

Gemeenten terug in oude rol

De Rekenkamer doet diverse aanbevelingen om de resultaten weer terug te brengen naar het oude niveau. Onder de oude wet kregen statushouders hulp van de gemeente waar ze woonden. Het examen en de voorbereiding waren gratis, en inburgeraars kregen toen 3,5 jaar de tijd om te slagen voor het examen. De Rekenkamer adviseert dat gemeenten deze oude rol weer terugkrijgen.

Nu is er veel kritiek op de kwaliteit van aanbieders van inburgeringstrainingen. Het taalniveau zou onvoldoende zijn. Er moet een garantie of waarborg komen voor de trainingen, aldus de Rekenkamer.

De Grote Vier ondernemen actie

Amsterdam, Rotterdam, Den Haag en Utrecht hebben in een gezamenlijke reactie aangegeven dat ze zich herkennen in de conclusies van de Rekenkamer. Ze willen dat de gemeente de regie weer terug krijgt over het inburgeren van vluchtelingen. Volgens de grote steden is er maatwerk nodig om de integratie in goede banen te leiden. Door de huidige wet hebben gemeenten geen zicht meer op het inburgeringsproces. "Gemeenten kunnen inburgeraars nu niet stimuleren, aanspreken of ondersteunen. Gebleken is dat dit wel nodig is.”

Talent benutten

De vier gemeenten pleiten voor een nieuw systeem waarbij gemeenten kunnen sturen op het aanbod van taal- en cultuurlessen. De taallessen moeten ook weer een onlosmakelijk deel vormen van activiteiten op het gebied van werk en opleiding. De taallessen en de activiteiten staan nu los van elkaar, terwijl ze juist in elkaars verlengde liggen, zeggen de steden. "De gemeenten willen het talent en de mogelijkheden van nieuwkomers veel beter benutten. Soms is veel begeleiding nodig, soms juist niet. Die afweging kunnen de gemeenten goed maken en daarmee komt de nieuwkomer zelf veel meer centraal te staan,” melden de steden in hun verklaring. Ze willen ook de kwaliteit van de taalscholen verbeteren. Om dat te bereiken moet onder meer het Rijk de verantwoordelijkheid krijgen voor de kwaliteitscontrole van de scholen.

Motie gemeenteraad Hoorn

GroenLinks in Hoorn kan zich inhoudelijk uitstekend vinden in het initiatief van de vier grote steden. De fractie stuurt dit bericht naar alle raadsleden om dit belangrijke probleem onder de aandacht te brengen.